Een moment geduld. We zoeken het geschikte aanbod in Toscane voor je…
Even over de grens met Toscane: pik deze parels ook mee!
Ligurië, Emilia Romagna, De Marken, Umbrië en Lazio, even over de grens met Toscane houdt de schoonheid niet op. Afhankelijk van de plek waar je verblijft, zijn er diverse mogelijkheden om parels uit andere regio’s mee te pikken. In het kader van de uitdrukking ‘nu we er toch zijn’, sommen we per (grens)provincie de mogelijkheden op voor een niet-Toscaans dagje uit, met de klok mee, dus te beginnen linksboven in Massa Carrara.
Vanuit Massa Carrara en Lucca: La Spezia, Cinque Terre (Ligurië)
Natuurlijk ligt het er maar aan hoeveel uurtjes in auto of trein je er voor over hebt om iets te zien. Maar In Massa Carrara zit je op prima berijdbare afstand van de vijf stadjes die wereldberoemd zijn onder de verzamelnaam Cinque Terre, vlakbij La Spezia. Hallo Bloemenrivièra!
La Spezia is een stad die een iets andere aanblik heeft dan je gewend bent. Vrijwel alle gebouwen die je ziet zijn na 1920 ontstaan en daarvan is de moderne Cristo Re Alla Spezia- kathedraal aan de Piazza Europa een mooi voorbeeld. Je vindt er ook het Lia Art Museum en het kasteel van San Giorgio, dat te bereiken is met een lift. En, hoe toeristisch het daar ook moge zijn, je laat Cinque Terre ook niet schieten.
Monterosso Al Mare, Vernazza (niet te verwarren met de Toscaanse witte wijn Vernaccia), Corniglia, Manarole en Riomaggiore vormen het nationaal park dat sinds 1997 prijkt op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Kleine kans dat je het niet kent. De wandelpaden tussen de stadjes zijn vaak moeilijk begaanbaar, daarom heerst hier sinds 2019 een heus, jawel, slipperverbod. Geniet dus op je degelijke wandelschoenen van de citroen- en olijfboomgaarden, de stranden, de gevels, de wijnvelden, de vissershaventjes en natuurlijk de zee.
Vanuit Pistoia, Prato of Firenze: Bologna (Emilia-Romagna)
Bijna de hele noordelijke grenslijn van Toscane geeft toegang tot Emilia-Romagna, waarvan Bologna de indrukwekkende hoofdstad is. Het verhaal over de overal in Europa maar niet in Italië verkrijgbare Spaghetti Bolognese, en dat je die hier dus niet moet bestellen, kennen we. Tagliatelle al Ragú Bolognese, die moet je hebben.
Maar Bologna is uiteraard veel meer dan de ongewilde naamgever van een door zelfbenoemde keukenprinsjes verminkt gerecht, laat staan dan een zak chips. De grote en oudste studentenstad ter wereld heeft een wat mondainere uitstraling, en het is er wat bedrijviger dan de gezelligheid die je in Pisa of Siena gewend bent. Hier ben je vanuit de Noord-Toscaanse provincies in een uurtje (of anderhalf) rijden. Er gaat ook een trein vanuit Firenze.
Bologna heeft een aantal bijnamen die ontleend zijn aan de eetcultuur (la grassa: de vette), aan de linkse stadspolitiek en de rode gebouwen (la rossa: de rode) en aan de beroemde universiteit (la dotta: de geleerde). Het is ook een muzikale hoofdstad (UNESCO City of Music) en vooral culinaire hoofdstad, en dat willen ze weten ook: de verse pasta – ook om mee te nemen – is fantastisch en op elke straathoek verkrijgbaar.
Ook de Mortadella is hier uitgevonden. En de architectuur? Zo! Bologna is voor de liefhebber hiervan hetzelfde als een flipperkast waarin zojuist de multiplay is aangesprongen: je komt ogen tekort op het Piazza Maggiore, bij de (scheve) torens, basilieken en kathedralen.
Vanuit Firenze en Arezzo: Urbino (De Marken)
Dit is de geboortestad van schilder Rafaël, geboren als Raffaello Sanzio, en dat zie je bijvoorbeeld op het Piazzale Roma, waar een standbeeld van de schilder staat, en natuurlijk bij het Casa Natale di Rafaello, zijn geboortehuis.
Urbino laat zich verder omschrijven als een kleine, maar zeer verrassende stad. In de vijftiende eeuw heeft men de boel een metamorfose gegeven in renaissancestijl, om zo de ‘ideale stad’ te creëren. Dat is waarschijnlijk gelukt, want nog steeds is dit de bijnaam van Urbino. Je stuit er op oogverblindende architectuur.
Bezienswaardigheden zijn de Chiesa di San Domenico, de stadsmuren die ontworpen werden door ene Leonardo da Vinci, prachtige fresco’s in de Oratorio di San Giovanni Battista en Il Monastero di Santa Chiara, een oud klooster. En er staat een ‘palazzo fatato’, een sprookjespaleis dat officieel Palazzo Ducale heet, en waar de Galleria Nazionale delle Marche is gehuisvest: een museum waar je werken aantreft van Uccello, Titiaan, Bellini en Piero della Francesca. Van een ritje naar Urbino ga je absoluut geen spijt krijgen.
Vanuit Arezzo: Perugia (Umbrië)
Een uurtje rijden vanuit Arezzo brengt je in Perugia, de stad waar tegenwoordig ook vanuit Nederland op gevlogen wordt. Perugia heeft een turbulente geschiedenis van oorlogen, plunderingen, stadsbranden en meer. Ooit marcheerde Hannibal hier rond met zijn olifanten. Hij zal genoten hebben van Umbrië, het Groene Hart van Italië.
Net als Lucca kent Perugia een festival waar de groten der aarde komen spelen: Umbria Jazz. En natuurlijk barst de stad van de bezienswaardigheden. Via een roltrap of de mini-metro beklim je de heuvel waarop een groot gedeelte is gebouwd en daar zie je al het moois dat de Middeleeuwen hebben voortgebracht: steile trappetjes, nauwe steegjes, het fort Rocca Paolina, de Duomo natuurlijk, en het Museo Archeologico Nazionale dell’Umbria, waar je alles over de Etrusken leert. Dat is ook wel eens fijn, want dat volk duikt overal op in midden-Italië als je vragen gaat stellen.
Een bouwwerk dat je echt moet zien is de Tempio di San Michele Arcangelo, een mooie ronde kerk uit de vijfde eeuw na Christus. Maar winkelen is hier ook een feestje; vergeet niet Il Bacio Perugina te proeven, de Perugiaanse kus van chocolade. Chocolade maakt hier een belangrijk deel uit van de culinaire cultuur, getuige het festival dat jaarlijks wordt gehouden: Eurochocolate.
Vanuit Siena of Grosseto: Orvieto (Umbrië) en het meer van Bolsena (Lazio)
Tenslotte is Orvieto een Etruskisch bolwerk dat niet onderdoet voor Volterra of andere imposante Toscaanse heuvelsteden. De stad is gebouwd op een turfstenen plateau en vormt een blikvanger in het knalgroene landschap.
Ook hier parkeer je buiten de stad en pak je de roltrap omhoog. Ga er de witte wijn proeven, de Orvieto Classico. Beklim de Torre del Moro, die geopend is tijdens kantooruren, ende klim van 171 treden dubbel en dwars waard is vanwege het uitzicht over de omgeving. Op het Piazza del Duomo vergaap je je aan de niet te missen kathedraal.
Orvieto is geen grote stad, wel bijzonder sfeervol en niet zo toeristisch als haar Toscaanse evenknieën. Als je even wilt ontspannen, rij je door naar het Lago di Bolsena. Je hebt in het hoger gelegen deel van de stad Bolsena het oude centrum, waar het heerlijk winkelen is omdat je er geen bekende ketens vindt, maar des te meer lokale ondernemers met ambachtelijke producten.
Hier bewonder je ook het Rocca Monaldeschi, een schitterend kasteel dat uitkijkt over het meer. En beneden is er het idyllische meer, waaraan veel horeca, een prachtig park en natuurlijk een fijn strandje liggen. Trek in pizza? La Tavernetta is de aanrader. Maar eerst nog even onderuit zakken met een ijskoude Moretti. Want het was me het ritje wel, met het klokje mee om Toscane heen.